Voeding als medicijn

Onderzoek bij Kanker

Hippocrates wist het al: ‘Laat voedsel uw medicijn zijn.’ De Engelse huisarts Jerry Thompson bevestigt dit oude credo, vooral als het om kanker gaat. Thompson is een vooraanstaand lid van de British Society of Ecological Medicine.

Had Hippocrates gelijk? Kunnen we ziekten genezen door gewoon de juiste voedingsmiddelen te eten? En nog belangrijker: kunnen we sommige ziekten van onze tijd overwinnen door anders te gaan eten?

Dat klinkt als een nogal vergaand idee. Voeding kan echt als een medicijn werken, en soms betekent dat het verschil tussen leven en dood. Het is mensen al gelukt, al heel vaak zelfs. Om meer aan de weet te komen, kunnen we het beste naar kanker kijken. Want daar is het meeste onderzoek naar gedaan. De juiste voeding blijkt de meestgebruikte strategie van overlevenden van kanker.

Misschien wel de bekendste arts die voeding als medicijn gebruikte, is Max Gerson (1881-1959). Hij ontdekte dat je bepaalde ernstige ziekten kunt genezen door simpelweg terug te keren naar gezonde voeding. Hij ontwikkelde de Gerson-therapie: een alternatieve behandeling van tuberculose (tbc), die hij later ook gebruikte bij migraine en kanker.

De therapie bestaat uit verse biologische sappen en voedingsmiddelen met een extreem laag eiwit-, vet- en natriumgehalte.

Toen Gerson jong was, had hij last van hevige migraine-aanvallen. Medicijnen hielpen niet. Hij besloot alleen nog groenten en fruit te gaan eten, en zijn migraine verdween. Daarom ging hij experimenteren en behandelde zijn patiënten gratis met dit dieet.

Bij veel migrainepatiënten hielp het net zo goed als bij hemzelf. Maar tot Gersons verbazing genas een vriend van een van zijn patiënten met ditzelfde dieet van lupus vulgaris: tbc van de huid. Destijds werd die ziekte als ongeneeslijk beschouwd. Later behandelde Gerson met succes de vrouw van filosoof Albert Schweitzer, die ernstige tbc had. En Schweitzer zelf hielp hij van zijn diabetes af.

Onorthodoxe methoden

Ondanks het succes van zijn methode aarzelde Gerson om een vrouw te behandelen die zijn hulp inriep vanwege kanker. Ze had kanker van de galwegen, die al te vergevorderd was voor een operatie. Hij aarzelde omdat hij al kritiek kreeg van andere artsen op zijn onorthodoxe methoden. Deze dame gaf echter niet op.

Daarom schreef Gerson een disclaimer: daarin stond dat hij niet aansprakelijk was voor de resultaten van zijn behandeling. Al na zes maanden was de vrouw hersteld. Gerson heeft vele andere kankergevallen behandeld, ongeveer de helft ervan met succes. Een halve eeuw later stelde professor Colin Campbell de nauwkeurige observaties van Gerson in een ander licht.

Campbell onderzocht het verband tussen voeding en leverkanker bij Filipijnse kinderen. Destijds dachten wetenschappers dat een eiwittekort een rol speelde bij deze dodelijke ziekte. Maar Campbells onderzoek zette die theorie op zijn kop.

Hij begon het verband tussen eiwit en kanker te onderzoeken.Eerst gaf hij ratten aflatoxine: een sterke gifstof die leverkanker veroorzaakt. Vervolgens verdeelde hij de ratten in twee groepen: de helft werd op een dieet met veel (20 procent) dierlijke eiwitten gezet. De andere helft kreeg juist weinig dierlijke eiwitten (5 procent).

De resultaten waren onmiskenbaar. Alle ratten met het eiwitrijke dieet kregen kanker. Maar van de ratten met het eiwitarme dieet kreeg er geeneen kanker. Campbell herhaalde het experiment, maar hoeveel kankerverwekkende stoffen hij de ratten ook gaf, die op het eiwitarme dieet bleven resistent tegen kanker. Het is verbazingwekkend dat een dieet met weinig dierlijke eiwitten bescherming blijft bieden. Ook als je méér kankerverwekkende stoffen toedient. Het dierlijke eiwit dat Campbell gebruikte was caseïne, dat in melk zit. Dat eiwit bleek alle stadia van kanker te bevorderen. Plantaardige eiwitten deden dat niet, zoals Gerson ook al had vastgesteld.

Dierlijke eiwitten en kanker

Jane Plant, professor in de geochemie, kreeg in 1987 borstkanker. De ziekte kwam steeds terug en ze onderging alle reguliere behandelingen: een operatie, bestralingen en chemo.

Maar in 1993 bleek ze ongeneeslijk ziek. Ze vroeg zich al die tijd af waarom ze borstkanker had gekregen, terwijl ze er een gezonde leefstijl op nahield zonder de bekende risicofactoren.

Tot ze op het idee kwam dat melkproducten weleens de boosdoener konden zijn. Want in China gebruiken mensen nauwelijks melkproducten en daar komt borstkanker bijna niet voor. Plant schrapte alle melkproducten van haar boodschappenlijstje. Doordat ze knobbeltjes had, bevond ze zich in de unieke positie om haar kanker heel direct te kunnen observeren. Toen ze haar voeding veranderde, kwam de ziekte in remissie: de tumoren verdwenen en de kanker verbeterde.1

Hoewel ze later wel weer een terugval kreeg, overleed ze pas in 2016 aan een bloedstolsel. Plant ontdekte dat met name melkproducten gevaarlijk zijn, omdat die veel hormonen bevatten. Vooral de insuline-achtige groeifactor 1 (IGF-1); we weten dat die de tumorgroei stimuleert. De relatie tussen IGF-1 en kanker is sterk: hoe hoger de IGF-1-waarden in je bloed, hoe groter het risico op kanker, met name prostaatkanker.2

Campbell gebruikte het melkeiwit caseïne voor zijn experimenten. Maar hij stelde vast dat andere dierlijke eiwitten dezelfde resultaten gaven. Die feiten kloppen ook met Gersons waarnemingen.

Kelley’s tumoren groeiden en slonken naar gelang het voedsel dat hij at

Het werk van Kelley

William Kelley was een Amerikaanse tandarts die als dertiger alvleesklierkanker kreeg. Dat is een zeer dodelijke kankersoort: 95 procent van de patiënten overlijdt binnen vijf jaar na de diagnose. Zijn kanker was al uitgezaaid. Zijn toestand was dus ernstig, maar hij had één klein voordeel: hij kon zijn tumoren voelen. Hij besloot op te schrijven wanneer de tumoren groter werden en wanneer ze kleiner werden.3

Jane Plant zou tientallen jaren later dezelfde methode gebruiken. Kelley ging systematisch te werk. Hij ontdekte dat zijn tumoren groeiden als hij suiker, witte bloem, rood vlees of kip at. Maar ze slonken als hij fruit, groenten of noten at. Vooral wortelsap werkte goed. Hij merkte ook dat bepaalde vitaminen en mineralen hielpen, en andere zijn tumoren juist lieten groeien. Wat Kelley, Gerson en Plant los van elkaar ontdekten, was dat kanker elke keer dat je iets eet toe- of afneemt, en dat dit op zijn beurt weer afhangt van de voedingsmiddelen die je kiest.

Met die kennis hoef je kanker niet langer als een onbeheersbare ziekte te beschouwen. Eerder als een ziekte die je positief of negatief kunt beïnvloeden met elke hap die je eet. Recent onderzoek naar de kankerbestrijdende eigenschappen van bepaalde voedingsmiddelen geeft inzicht in hoe dat gebeurt.

Toxische reactie

Kelley’s observaties leverden indrukwekkende resultaten op. Hij las veel en ontdekte het werk van John Beard, dat begin 20e eeuw in The Lancet werd gepubliceerd. Beard leidde uit zijn studies van het menselijk embryo af dat sommige stamcellen zich niet differentiëren tot normale cellen, maar kankercellen worden.

Beard zag dat sommige stamcellen in het embryo in de fase van ‘trofoblast’ bleven steken. In die fase stierven ze niet, terwijl andere cellen (behalve kankercellen) dat wel doen. Maar een embryo produceert rond de leeftijd van twee maanden pancreasenzymen. Precies op het moment dat trofoblasten zich tot normale cellen differentiëren.

Enzymen zijn stoffen die als katalysator werken en biochemische reacties in het lichaam versnellen. Zo kwam Beard op het idee dat je enzymen kunt gebruiken om kanker te behandelen door dit proces om te keren. Al snel besloot Kelley dit bij zichzelf uit te proberen. Er stond hem een verrassing te wachten: toen hij de enzymen ging slikken, braken de tumoren zo snel af dat hij een ernstige toxische reactie kreeg.

Hij had een koffieklysma nodig om de vergiftiging te boven te komen. Een koffieklysma is de aangewezen behandeling bij een acute vergiftiging. Het verhoogt de glutathion-S-transferase in je lichaam: een enzym dat essentieel is voor de ontgifting. Kelley ging door met zijn dieet, enzymen en koffieklysma’s en leefde nog veertig jaar.

Verboden boek

Bevriende artsen waren verbaasd over het succes van Kelley’s behandeling. Ze verwezen andere kankerpatiënten naar hem door. De behandeling werkte ook bij hen, en ook bij vele andere ziekten. Zo’n twintig jaar lang behandelde Kelley 455 kankerpatiënten.

Bij de helft had hij succes: naar de maatstaven van die tijd een opmerkelijk resultaat, want veel kankersoorten waren in die tijd onbehandelbaar.4

Helaas ondervond Kelley, zoals velen voor en na hem, dat de medische wereld zijn ontdekkingen niet kon waarderen. Hij werd zelfs voor de rechter gesleept, en een boek dat hij over zijn bevindingen schreef, werd verboden (One answer to cancer, 1971). Misschien was dat verbod wel beter.

Kelley had de complexiteit van kanker onderschat. Sommige soorten kanker, met name bepaalde soorten leukemie en lymfomen, reageerden niet op zijn behandeling. Ook bij andere ziekten hielp die niet.

Maar Kelley bleef de grote wetenschapper die hij was, zette zijn vooroordelen opzij en ging verder met experimenteren, op zoek naar antwoorden. Hij bleef zoeken naar voedingsschema’s die wél werkten bij de kankersoorten die niet op zijn eerdere behandeling reageerden.

Hij ontdekte dat verschillende aandoeningen verschillende diëten nodig hadden en concludeerde dat er twaalf metabole typen waren. Kelley had niet alleen ontdekt dat voeding kanker kon genezen, maar ook dat geen enkel dieet voor iedereen afdoende was.

Toch was er één dieet dat verreweg het beste werkte. Dat was het oorspronkelijke dieet waarmee hij zelf was genezen. Het was vrijwel identiek aan het dieet dat Gerson had ontdekt. Het hielp heel goed bij de meeste gevallen van kanker, vooral in combinatie met enzymen en ontgifting.

De optimale voeding

Wat is nou de optimale voeding? Daarvoor zijn overal aanwijzingen te vinden: bij overlevenden van kanker, bij gezonde bevolkingsgroepen en bij mensenrassen die heel oud worden. Het is een volledig natuurlijk voedingspatroon met veel groenten en, in mindere mate, fruit. Het bevat weinig vlees en zuivel (behalve vlees van hoge kwaliteit, zoals biologisch, grasgevoerd vlees en orgaanvlees), vis van goede kwaliteit, weinig of geen suiker, weinig of geen geraffineerde koolhydraten, en weinig of geen bewerkte voedingsmiddelen.

Er is een vrij solide hoeveelheid data over wat het meest effectief is bij kanker: een zuiver plantaardig dieet. En een aangepast paleodieet geniet waarschijnlijk de voorkeur bij autoimmuunziekten. Er zijn meer dan 200 epidemiologische onderzoeken naar het verband tussen groenten en fruit en kanker. De meeste daarvan (70 procent) laten zien dat hoe meer groenten en fruit er wordt gegeten, hoe minder kanker van vrijwel elke soort zich voordoet. Bij die onderzoeken zitten twintig cohortstudies: daarbij worden mensen vaker gemeten, met één of meer jaren ertussen. Die studies zijn over het algemeen betrouwbaarder.

Ook uit die twintig studies bleek dat het risico op kanker daalt naarmate mensen meer groenten en fruit eten. Zo bleek uit een patiëntcontroleonderzoek een duidelijk verband tussen voeding en kanker.

Degenen die 28 of meer porties groenten per week aten, hadden 65 procent minder kans op prostaatkanker dan degenen die minder dan 14 porties per week aten.5

De Nurse’s Health Study is een bekend langlopend onderzoek. Toen 88.410 vrouwen veertien jaar lang werden gevolgd, bleek dat degenen die dagelijks meer dan 6 porties groenten en fruit aten, een lager risico op non-Hodgkin-lymfoom hadden dan degenen die er minder dan 3 aten.6

Uit een ander onderzoek bleek dat vrouwen die de minste groenten en fruit aten, het hoogste risico op darmkanker hadden.7 Waarom beschermen groenten en fruit tegen kanker? Waarschijnlijk vanwege de stoffen die ze bevatten, zoals isothiocyanaten, indolen, fenolen, carotenoïden en limoneen.

Melkproducten kunnen gevaarlijk zijn omdat die veel hormonen bevatten

Paddenstoelen en lijnzaad

En dan is er nog een opvallende studie die onderzocht welke extracten van allerlei verschillende groenten effectief zijn tegen verschillende kankerculturen.8 De verschillende culturen reageerden verschillend op de verschillende groenten. Maar er was wel een duidelijk patroon.

Twee families van groenten bleken het beste tegen kanker te beschermen. De eerste waren de kruisbloemige groenten. Dat zijn (van sterke naar minder sterke anti-kankereffecten): spruitjes, broccoli, savooiekool, boerenkool, bloemkool en ook, maar minder bekend bij ons, Galicische kool.

De tweede groep groenten met sterk kankerbestrijdende eigenschappen is de alliumfamilie. Tot die familie behoren (weer globaal op volgorde van kankerbestrijdende werking): knoflook, prei, lente-uitjes, uien, bieslook en grove bieslook. Andere groenten, die niet tot deze twee groepen behoren maar wel een sterke antikankerwerking hebben, zijn selderij en rode bieten. Dit onderzoek keek alleen naar groenten.

De voedingsmiddelen die de beste bescherming bieden van allemaal zijn waarschijnlijk paddenstoelen. Die zijn in dit onderzoek niet getest, aangezien het strikt genomen geen groenten zijn.

Een andere goede kandidaat is lijnzaad. Veel fruit, noten, kruiden en specerijen (vooral kurkuma) hebben ook sterke kankerbestrijdende effecten. De meeste van deze voedingsmiddelen werken op meerdere plaatsen in de ‘route’ naar kanker en blokkeren de ontwikkeling ervan. Ook werken ze vaak synergetisch: ze versterken elkaar.

Kruisbloemige groenten

Er zijn meer dan vijftig studies gedaan naar kruisbloemige groenten. Uit de overgrote meerderheid daarvan blijkt een lager risico op verschillende soorten kanker.

Denk aan borst-, blaas-, maag-, darm- en prostaatkanker. Zo blijkt uit een Chinees onderzoek dat vrouwen die de minste kruisbloemige groenten aten twee keer zo vaak borstkanker kregen als vrouwen die er het meeste van aten.9

Een andere, multi-etnische studie ontdekte een omgekeerd verband tussen groenten en prostaatkanker. Hoe meer kruisbloemige groenten, peulvruchten en geel-oranje groenten je eet, hoe kleiner het risico op prostaatkanker.10

Dat bleek ook uit een ander onderzoek: mannen die 3 of meer porties kruisbloemige groenten per week eten, hebben bijna 60 procent minder kans op prostaatkanker dan mannen die nog niet 1 portie per week aten.5 Biochemicus en voedingswetenschapper Lilian Thompson van de Universiteit van Toronto heeft aangetoond dat 25 gram lijnzaad per dag de groei van borsttumoren vermindert. En borstkankerpatiënten met grote of matige hoeveelheden carotenoïden in hun bloed bleken minder kans te hebben dat de kanker terugkwam dan patiënten met lage concentraties.11

Dus wat is de moraal van dit verhaal? Er is een overduidelijk patroon: hoe meer voedingsstoffen je in je lichaam hebt, hoe kleiner de kans op kanker. En hoe hoger de concentraties, hoe beter je beschermd bent. Hoe bereik je dat? Vooral door groenten en fruit te eten.

De wetenschap laat ook precies zien waarom de voedingsstoffen in groenten en fruit ons beschermen. Er zitten maar liefst vijf- tot tienduizend verschillende plantaardige stoffen in groenten en fruit, waaronder vierduizend polyfenolen.

Nog veel te ontdekken

We kennen al veel ziektebestrijdende eigenschappen van voedingsstoffen. Maar je mag gerust aannemen dat ze nog veel meer voordelen hebben: die moeten we alleen nog ontdekken. Zo’n tien tot twintig jaar geleden was hier nog heel weinig over bekend. Dus we weten eigenlijk zeker dat er op dit terrein de komende decennia nog veel meer ontdekkingen zullen worden gedaan.

De meeste ziektebestrijdende voedingsstoffen zijn instabiel: ze breken snel af. Daardoor is het moeilijk om ze als supplement of medicijn te produceren. Maar in onze voeding werken ze perfect. Het beste is om te zorgen dat je bij elke maaltijd een aantal ervan binnenkrijgt.

En let op: de effecten zijn omkeerbaar. Dus als je stopt met eten, ben je de bescherming kwijt. Zoal eerder opgemerkt, weten we ook dat deze voedingsstoffen synergetisch werken: ze versterken elkaar. Dus hoe meer verschillende stofjes, hoe beter. 

Zo kunnen EGCG (een polyfenol in groene thee) of curcumine (in kurkuma) op zichzelf geen kankercellen doden. Maar als je ze combineert, doen ze dat wel. Een ander voorbeeld is dat curcumine slecht wordt opgenomen door je lichaam. Maar zodra je piperine (uit zwarte peper) toevoegt, wordt de opname duizend keer zo hoog. En als je dan bedenkt dat kruiden de hoogste concentraties antioxidanten hebben van alle voedingsmiddelen…

Doden van kankercellen

Er zijn een paar onbetwiste toppers in de plantenwereld. Op nummer 1 staan paddenstoelen (met name oesterzwammen). Bij dieren stoppen ze de kankergroei en slinken de tumoren. In Japan en andere Aziatische landen worden daarom bij de behandeling van kanker vaak medicinale paddestoelen gebruikt.

Uroloog Sensuke Konno van het New York Medical Center ontdekte dat maitake-zwammen (of eikhaas) in combinatie met vitamine C zeer effectief waren in het doden van kankercellen.

Ze bleken ook de groei van kankercellen in celculturen met 90 procent te verminderen. Er is ook onderzoek gedaan naar het effect van maitake-extract bij patiënten met gevorderde kanker: bij 74 procent van de mensen met borstkanker zorgde dit voor een significante verbetering.

Bij longkanker was dat 67 procent en bij leverkanker 47 procent.12 Van talloze andere bioactieve bestanddelen uit verschillende soorten paddenstoelen is in het laboratorium aangetoond dat ze kankercellen doden. 13 Uit andere onderzoeken weten we dat lentinan-extract uit shiitakes de overlevingskansen vergroot, de dood van kankercellen verhoogt en de kans op terugkeer bij hepatocellulair carcinoom (leverkanker) vermindert in meer dan 700 Japanse ziekenhuizen gebruiken ze active hexose correlated compound (AHCC): een product op basis van shiitakes.

Er zijn klinische studies naar dit extract gedaan en het blijkt bij veel soorten kanker de overlevingskansen sterk te verhogen. De overlevingstijd bij gevorderde leverkanker wordt door AHCC bijvoorbeeld verdubbeld. Er is nog ander product op basis van shiitakes: MGN-supplementen zouden de tumorgroei kunnen remmen.

Er zijn tientallen anekdotische verslagen over mensen die herstellen van kanker, ook uitgezaaide kanker. Maar er is onderzoek bij grote groepen mensen nodig om te testen of deze supplementen werken en veilig zijn.15

We weten inmiddels zeker dat groenten en fruit kanker kunnen voorkomen. We hebben al veel voedingsstoffen geïdentificeerd die kanker tegengaan en we begrijpen ook hoe ze werken: hoe ze verschillende stadia van het kankerproces blokkeren. Waarschijnlijk zijn ze ook bruikbaar bij veel andere chronische ziekten.

De logica waarom ze werken, is door onderzoek vastgesteld. Daarom rechtvaardigen die onderzoeken kankerbehandelingen die deze voedingsmiddelen als medicijn gebruiken, zoals de Gerson-methode. Het is de hoogste tijd om opnieuw te kijken naar het vermogen van voeding om ziekte zowel te voorkomen als te genezen.

De methoden die Gerson en Kelley gebruikten, zijn relatief goedkoop en eenvoudig om te gebruiken. Stel je eens voor hoeveel vooruitgang we kunnen boeken in de strijd tegen kanker als we deze methoden standaard gaan inzetten, naast de reguliere behandelingen.

Bronnen:

1. Jane Plant, Your life in your hands: understand, prevent, and overcome breast cancer and ovarian cancer (Virgin Books, 2003)
2. Int J Cancer, 2009; 124(10): 2416–29
3. Nicholas Gonzalez, ‘The enzyme therapy of cancer’, Conference at the Royal Society of Medicine, 18 april 2009
4. Suzanne Somers, Knockout: interviews with doctors who are curing cancer – and how to prevent getting it in the first place (Harmony Books, 2009), hoofdstuk 8
5. J Natl Cancer Inst, 2000; 92(1): 61–68
6. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev, 2000; 9(5): 477–85
7. J Natl Cancer Inst, 2001; 93(7): 525–33
8. Food Chem, 2009; 112(2): 374–80
9. Br J Nutr, 2018; 119(8): 957–64
10. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev, 2000; 9: 795–804
11. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev, 2009; 18(2): 486–94
12. J Orthomol Med, 1997; 12: 43–49
13. 3 Biotec, 2012; 2(1): 1–15
14. Adv Therap, 2008; 25: 787
15. https://www.voedingenkankerinfo.nl/kunnen-mgn-3-supplementen-biobran-degroei-van-kanker-remmen/

Laat een reactie achter